Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB6312

Datum uitspraak2007-10-24
Datum gepubliceerd2007-10-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200700244/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 15 november 2005 heeft verweerder geweigerd een ontheffing als bedoeld in artikel 10.63, tweede lid, van de Wet milieubeheer te verlenen voor het verbranden van afvalstoffen voor het perceel kadastraal bekend gemeente Eijsden, sectie […], nummer […].


Uitspraak

200700244/1. Datum uitspraak: 24 oktober 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Eijsden, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 15 november 2005 heeft verweerder geweigerd een ontheffing als bedoeld in artikel 10.63, tweede lid, van de Wet milieubeheer te verlenen voor het verbranden van afvalstoffen voor het perceel kadastraal bekend gemeente Eijsden, sectie […], nummer […]. Bij besluit van 7 november 2006, verzonden op 11 december 2006, heeft verweerder het door appellant hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 4 januari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 10 januari 2007, beroep ingesteld. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2007, waar appellant, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. E.E.J.P. Frehen en ing. E.J.L. Pirson, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), voor zover thans van belang, bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.    Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.    Ingevolge artikel 6:11 van de Awb, voor zover thans van belang, blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. 2.2.    Het primaire besluit is op 17 november 2005 bekendgemaakt, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift, gelet op artikel 6:8, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:7 van de Awb, op 18 november 2005 is aangevangen en op 29 december 2005 geëindigd. Het door appellant bij brief van 8 februari 2006 gemaakte bezwaar, dat bij verweerder op dezelfde datum per faxbericht is ingekomen, is derhalve niet tijdig ingediend. Gelet op artikel 6:11 van de Awb dient te worden bezien of deze termijnoverschrijding verschoonbaar is. 2.3.    Appellant betoogt dat het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verschoonbaar is. Hij voert aan dat hij het bezwaarschrift heeft ingediend als rechtsopvolger van zijn [vader]. Tijdens de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is [vader] in het ziekenhuis opgenomen en na een week met goede vooruitzichten ontslagen. Voor het einde van de bezwaartermijn is zijn toestand echter onverwachts verslechterd, waarna hij op 14 december 2005 is overleden. Volgens appellant heeft [vader] niet meer de gelegenheid gehad zelf een bezwaarschrift in te dienen, dan wel zijn familie op de hoogte te stellen van de procedure. Appellant stelt dat hij op 1 februari 2006 bij het afhandelen van de administratie van zijn vader op de hoogte is geraakt van het besluit van 15 november 2005. Hij heeft vervolgens op 8 februari 2006 alsnog een bezwaarschrift ingediend, waarin hij de hiervoor genoemde omstandigheden naar voren heeft gebracht. 2.4.    Gelet op het vorenstaande en hetgeen partijen ter zitting hierover naar voren hebben gebracht, is de Afdeling van oordeel dat het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift in dit geval verschoonbaar moet worden geacht. 2.5.    Het beroep is gegrond. De bestreden beslissing op bezwaar komt voor vernietiging in aanmerking. 2.6.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het beroep gegrond; II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Eijsden van 7 november 2006, kenmerk 857; III.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Eijsden tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 70,77 (zegge: zeventig euro en zevenenzeventig cent); het dient door de gemeente Eijsden aan appellant onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; IV.    gelast dat de gemeente Eijsden aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van Staat. w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd    w.g. Kuipers Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2007 271-529.